
Norman van Dartel is niet alleen zakelijk directeur, maar ook muzikant, organisator, zeiler én klusser. Zijn loopbaan leest als een avonturenboek. Sinds augustus 2024 zet hij zijn energie en veelzijdigheid in voor Theater De Regentes.
Elin De Zee – september 2025
Van Canada naar Overasselt
Norman werd geboren in Scarborough, een voorstad van Toronto. In 1961 emigreerden zijn ouders naar Canada. Zijn vader was banketbakker, zijn moeder verpleegkundige. Ze waren er meer dan welkom. Elf jaar later – Norman was toen één jaar. – keerde het gezin terug naar Overasselt, een klein dorpje bij Nijmegen. “Ik was heel actief in het dorpsleven: piano spelen, drummen bij de carnavalsvereniging, de Sinterklaasoptocht, in de drumband, bij de Harmonie en in bandjes. Wereldberoemd in Overasselt,” lacht hij.
Naar het conservatorium
“Ja, dat wilde ik al als kind, al had ik geen idee wat dat precies inhield. Ik werd aangenomen in Rotterdam, de beste opleiding en koos voor klassiek slagwerk: niet alleen drummen, maar ook pauken, marimba en xylofoon. Dat was voor mijn ouders met vijf kinderen thuis een hele investering en best lastig – er was het eerste jaar nog geen studiefinanciering. Maar ze vonden het belangrijk en hebben het voor elkaar gebokst! Tijdens mijn jeugd werd iedereen geacht om iets bij te dragen, dus we hadden allemaal bijbaantjes: krantenwijk, appels plukken, helpen bij de boer. Heel gezond, vind ik.”
Eerste orkestervaring
Zijn orkestdebuut bij het Radio Filharmonisch Orkest met Mahlers Derde symfonie was spannend: “Ik was bloednerveus. Chris Leenders (nu paukenist bij het Residentieorkest), Hans Leenders (nu dirigent) en ik speelden de bühnepartij; achter het podium met het orkest nauwelijks hoorbaar en de dirigent alleen zichtbaar op de monitor. Je hebt geen idee hoe het gaat. Voor het publiek klinkt het alsof een drumband uit de bergen nadert. Na twintig minuten waren we klaar en om tien uur zat ik alweer thuis in Rotterdam, terwijl het concert nog doorging. Een vreemde ervaring.”
Ondernemer in de muziek
“Slagwerkers zijn vaak ook regelaars, dat zit een beetje in het vak: je hebt meestal veel spullen bij je, moet met een busje ergens naartoe: je stapt niet met je dwarsfluit in de trein en klaar. Tijdens het conservatorium organiseerde ik al van alles, met een top-40-bandje, de IDEE-band spelen op een bruiloft ergens in Bemmel of in Arnhem. En ik speelde in Die Flegel uit Nijmegen, een sjiek orkestje in smoking. Dat was heel lucratief. Ik had op het conservatorium als eerste een auto en een mobiele telefoon. Werken en aanpakken, dat zat er van huis uit in.”
Rotterdamse leerschool
In 2001, het jaar dat Rotterdam culturele hoofdstad was, werd Norman eerst coördinator en daarna projectleider bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, onder meer voor het Gergiev Festival.
“Als muzikant kende ik de muziekwereld, ik snapte de inhoud én hield van organiseren. Ik kwam binnen op zo’n sjieke kantoorgang met dertig mensen achter een computer. Een omgeving waarin ik eerst heel onzeker werd. Ik dacht: wat zullen ze wel niet denken van een boerenpummel met een Brabants accent. Dus die eerste maanden waren zwaar. Maar het was een geweldige leerschool. Schakelen tussen de artistieke afdeling en de marketingafdeling die de contracten getekend wil zien en kaarten moet verkopen. Het Gergievfestival: aankleding van De Doelen, catering voor de sponsors, veertig voorstellingen in tien dagen, live radio, dan weer Hilversum aan de lijn, dan weer De Doelen, Gergiev op tijd uit z’n kleedkamer halen: vijf jaar lang keihard werken, maar ik vond het geweldig.”
Op zee en weer aan wal
“Na Rotterdam en een jaar Brabants orkest wilde ik iets even heel anders: ik ging zeilen! Als kind zat ik al hele dagen in m’n bootje met een kan koffie en een zak boterhammen op de plassen in zo’n grindgat bij de Maas. Ik werd zeilinstructeur en voer met kleine groepen naar Engeland. Interessant, want op zo’n boot ben je tegelijk schipper, instructeur, kok, groepsleider en psycholoog. Ook weer heel leerzaam. Maar na twee jaar was de kas leeg. Ik verhuisde naar Amsterdam en ging aan de slag als locatiemanager, eerst bij de Waag Society – mijn eerste gebouw – en daarna kwam Splendor. Een ontmoetingsplek, geweldig podium en muzikale speeltuin, zonder subsidie opgericht door vijftig muzikanten. Ik woonde om de hoek en was tegelijk zakelijk leider, timmerman, portier en storingsdienst. Zevenenhalf jaar heb ik daar met heel veel plezier gewerkt. Ik houd van gebouwen. Sleutelen, verbouwen, verbeteren, zorgen dat een plek leeft en de voorwaarden scheppen om mooie concerten te faciliteren.”
Corona en de klusboot
“Corona brak uit nadat ik net had besloten dat het tijd was voor iets nieuws. Ik had bij Splendor al mijn vertrek aangekondigd. Mijn vriendin had een restaurant, ik zat zonder werk en de culturele sector lag op z’n gat. Dus toen ben ik gaan klussen: met mijn klusboot de stad in, elektra, timmerwerk, lassen. Er was enorm veel vraag naar.”
Twee jaar deed hij dat met veel plezier, totdat het Rotterdams Philharmonisch hem opnieuw belde voor een project. “Dus: klusbroek aan de wilgen en overhemd aan. Het voelde vertrouwd. De klus in Rotterdam was tijdelijk en ik voelde dat ik weer zin had in een vaste stek: een bijzondere culturele plek, om mijn tanden in te zetten om het te laten bruisen. Maar dit keer misschien iets met theater, en dan niet in Amsterdam: ik wilde weg uit de toeristische drukte. Als ik ’s ochtends met koffie bij mijn woonboot zat, werd ik al meteen gefotografeerd en dat de hele dag door: ik voelde me acteur in mijn eigen leven.”
Ondernemersspirit in een prachtig gebouw: Theater De Regentes
Die nieuwe plek werd De Regentes. “Ik heb het hier heel erg naar mijn zin. Er hangt die energie, die ondernemersspirit die ik ook bij veel freelancers voel, de wil om initiatief te nemen, mee te denken, mee te doen. Iedereen draagt bij, er is diversiteit in de programmering en het gebouw is prachtig.
We hebben net het theatercafé helemaal verbouwd – grotendeels eigenhandig. We zijn met een groep van zo’n vier mensen zeven weken bezig geweest: het was vrij snel duidelijk dat het hele theatercafé aan een renovatie toe was. De elektra en de internetbekabeling moesten ook aangepakt worden. Dan leer je een gebouw pas écht kennen.”
Plannen voor de toekomst?
“Eerst wilde ik de organisatie goed leren kennen, stroomlijnen, vacatures invullen, en aan de financiële reserves werken, zodat we geen paniek hebben als er een koelkast kapot gaat.
Met de verhoging van de subsidie 2025-2028 kunnen we iets verder vooruit gaan kijken. Misschien kan ik iets bijdragen aan de verdere ontwikkeling van De Regentes als broedplaats en werkplaats, zoals bij Splendor, waar muzikanten dag en nacht terecht konden.”
Bucketlist en guilty pleasures
“Ik wil een bandje vinden waarin ik basgitaar kan spelen. Gewoon voor de lol, niet professioneel, maar wel op niveau. Ik blijf natuurlijk professioneel muzikant,” lacht hij.
“Met een paar mensen wil ik ook nog eens de oceaan oversteken, bijvoorbeeld naar de Antillen.”
Zijn guilty pleasures? “Nederlandstalige liedjes uit de jaren zestig en zeventig. Frans Halsema, Don Quishocking. En ja, ik ken de meeste teksten van de Havenzangers uit mijn hoofd. En dan nog Flikken Maastricht, dat kijk ik ook graag.”
Een voorstelling waar hij naar uitkijkt?
“Ons grote participatie-eindproject in november waarmee Céline en Laudie druk aan de slag zijn. Ik heb van Céline al heel mooie dingen gezien. Indrukwekkend hoe zij de juiste mensen bijeen weet te krijgen en hen kan coachen. Ik kijk er erg naar uit.”
Tot slot: zwemdiploma’s?
Hij lacht: “eigenlijk hoef je dat een zeiler niet te vragen, ik heb ze allemaal!”






